Lang voordat de eerste symptomen van Alzheimer zich manifesteren, beginnen schadelijke eiwitten zich op te hopen in het brein. Dit proces, dat zich over decennia kan uitstrekken, is tegenwoordig steeds beter en eerder te detecteren dankzij moderne wetenschappelijke vooruitgang.
Traditioneel werden amyloid-klonters en tau-kluwens alleen na de dood via hersenonderzoek vastgesteld. Tegenwoordig kunnen we deze biomarkers al bij leven identificeren via PET-scans, lumbaalpuncties, of bloedtests. Deze tests bieden ons de mogelijkheid om al vroeg in het proces te bepalen of iemand tekenen van Alzheimer-schade vertoont.
Naast de technische mogelijkheden brengen deze vroege tests ook ethische vraagstukken met zich mee. Wat verwachten patiënten en hun naasten van deze tests en hoe gaan zij om met de uitslagen? Uit onderzoek blijkt dat er een sterke behoefte is aan duidelijkheid over de gezondheid van het brein, zowel om geruststelling te bieden als om voorbereidingen te treffen voor de toekomst.
De uitslagen van de tests kunnen sterk variëren in impact. Een normale uitslag brengt vaak grote opluchting, terwijl een afwijkende uitslag verdriet en zorgen kan veroorzaken. Interessant is dat ondanks de emotionele lading van een negatieve uitslag, er tot nu toe geen ernstige psychische gevolgen zijn vastgesteld.
Veel artsen zien de voordelen van vroegtijdige tests, met name voor het tijdig starten van behandelingen die het verloop van Alzheimer kunnen vertragen. Het belang van een vroege diagnose wordt breed erkend, wat de noodzaak van goede training en richtlijnen voor het gebruik van deze tests onderstreept.